You have a complaint against an EU institution or body?

Available languages:
  • Nederlands

Besluit van de Europese Ombudsman inzake klacht 474/98/OV tegen de Europese Commissie


Straatsburg, 27 oktober 1999

Geachte heer S.,
Op 29 april 1998 hebt u bij de Europese Ombudsman een klacht ingediend tegen het feit dat u niet werd toegelaten tot vergelijkend onderzoek EUR/A/123 met het argument dat u niet over het vereiste universitaire diploma en de vereiste beroepservaring beschikte.
Op 4 september 1998 heb ik uw klacht doorgezonden naar de Voorzitter van de Europese Commissie. De Commissie zond mij haar standpunt op 13 november 1998 en ik stuurde dit standpunt op mijn beurt naar u door met het verzoek mij eventueel uw opmerkingen te doen toekomen. Ik ontving uw opmerkingen op 31 december 1998. Op 23 februari 1999 informeerde u schriftelijk naar het resultaat van uw klacht. Op 8 maart 1999 antwoordde ik dat het onderzoek nog niet was afgerond.
Thans deel ik u schriftelijk de resultaten mee van het verrichte onderzoek.

DE KLACHT


Op 13 november 1997 diende klager zijn aanvraag in om deel te nemen aan algemeen vergelijkend onderzoek EUR/A/123, dat door de Europese Commissie werd georganiseerd met het oog op de aanwerving van administrateurs met de rang A7/A6 voor de werkgebieden financieel beheer en auditing (Publicatieblad C 288 A van 23 september 1997).
Op 25 februari 1998 ontving klager een brief van het hoofd van de Afdeling vergelijkende onderzoeken (DG IX) namens de voorzitter van de jury met de mededeling dat hij niet over de vereiste beroepservaring beschikte zoals bepaald in punt III.B.3 van de aankondiging van het vergelijkend onderzoek, volgens welk kandidaten na het behalen van het diploma dat toegang verleende tot het examen, vóór de uiterste inschrijvingsdatum van 14 november 1997 een beroepservaring op universitair niveau van ten minste drie jaar dienden te bezitten op het gebied van auditing en/of financieel beheer. In de brief stond ook dat de bijzondere voorwaarden voor ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen niet op hem van toepassing waren. Ambtenaren of andere personeelsleden die in het bezit waren van het vereiste diploma, moesten sedert twee jaar gerangschikt zijn in categorie B. Ontbrak dit diploma - wat voor klager het geval was - dan waren acht dienstjaren in categorie B vereist. Klager voldeed niet aan deze voorwaarde.
Op 13 maart 1998 schreef klager een brief terug aan het hoofd van de Afdeling vergelijkende onderzoeken met de opmerking dat de bijzondere voorwaarden zijns inziens wel van toepassing waren omdat hij in het bezit was van een universitair diploma (licentiaat vertaler) zoals vermeld in punt 2 van de bijlage bij de aankondiging van het vergelijkend onderzoek en hij op 14 november 1997 meer dan twee jaar anciënniteit in categorie B had. Klager wees erop dat hij op 1 januari 1995 in dienst was getreden en dat zijn proeftijd op 31 oktober 1995 beëindigd was, wat een anciënniteit van twee jaar en 14 dagen betekende, zelfs al werd de proeftijd niet in aanmerking genomen.
Op 20 april 1998 antwoordde het hoofd van de Afdeling vergelijkende onderzoeken dat de in punt III.B.3 bedoelde beroepservaring niet vereist was voor ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen die op de uiterste datum voor de indiening van de sollicitaties over een anciënniteit van meer dan twee jaar in categorie B beschikten en in het bezit waren van een universitair diploma op een gebied dat verband hield met de in punt II omschreven functie. In de brief werd gezegd dat het vertalersdiploma geen betrekking had op auditing, boekhouding en financiën of management. Bij gebrek aan het vereiste diploma was volgens punt 3 van de bijlage op de uiterste datum voor de indiening van de sollicitaties een anciënniteit van acht jaar in categorie B vereist. Om die redenen bevestigde de jury haar beslissing om klager niet toe te laten tot het vergelijkend onderzoek.
Klager legde zich hier niet bij neer en diende bij de ombudsman onderhavige klacht in waarbij hij aanvoerde dat de voorwaarde dat een universitair diploma vereist was op een gebied dat verband hield met de in punt II omschreven functie, niet terug te vinden was in punt 2 van de bijzondere voorwaarden voor ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen (blz. 24 van de aankondiging van het vergelijkend onderzoek). Volgens aanklager verwarde de jury punt III.B.2 (Vereiste getuigschriften en diploma's) van de aankondiging met punt 2 van de bijlage op pagina 24 volgens welk enkel een universitair diploma zonder verdere specifiëring vereist was.

HET ONDERZOEK


Standpunt van de Commissie
In haar standpunt bevestigde de Commissie onder verwijzing naar verschillende punten in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek dat klager niet voldeed aan de toelatingsvoorwaarden. De Commissie verwees eerst naar punt III.B.2 van de aankondiging dat als volgt luidt: "De kandidaten moeten in het bezit moeten zijn van een universitair diploma op een gebied dat verband houdt met de in punt II omschreven functie. De jury houdt in dit verband rekening met de verschillende onderwijsstructuren." In de bijlage werden bijzondere voorwaarden gesteld voor ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen. Punt 3 van de bijlage luidt: "Voor bovengenoemd vergelijkend onderzoek is het in titel III.B.2 genoemde diploma niet vereist van ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen die op de uiterste datum voor de indiening van de sollicitaties over een anciënniteit van ten minste acht jaar in categorie B beschikken." De Commissie stelde dat klager voor deze derogatie niet in aanmerking kwam, daar hij een anciënniteit van minder dan acht jaar had.
Punt 2 van de bijlage luidt: "Voor vergelijkend onderzoek EUR/A/123 (A7/A6) is de in titel III.B.3 bedoelde beroepservaring niet vereist voor ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen die op de uiterste datum voor de indiening van de sollicitaties over een anciënniteit van meer dan twee jaar in categorie B beschikken en in het bezit zijn van een universitair diploma; hiervan moeten bewijsstukken bij het sollicitatieformulier worden gevoegd. De jury houdt in dit verband rekening met de uiteenlopende onderwijsstructuren." De Commissie merkte op dat het door klager ingediende diploma geen verband hield met de onder II van de aankondiging genoemde functie en zij klager daarom niet tot het vergelijkend onderzoek kon toelaten.
Opmerkingen van de klager
Volgens klager had de jury zich vergist. Hij hield staande dat het feit dat hij twee jaar anciënniteit in categorie B had en over een universitair diploma beschikte, voldoende was om te worden toegelaten. Zijn diploma hoefde geen verband te houden met de onder II van de aankondiging genoemde functie. Aangezien het eerste gedeelte van het vergelijkend onderzoek al had plaatsgevonden en de Commissie hem niet had toegelaten, vroeg klager het vergelijkend onderzoek te annuleren wegens discriminatie en foutieve interpretatie van de selectiecriteria door de jury.

HET BESLUIT


1 Niet-toelating tot algemeen vergelijkend onderzoek EUR/A/123
1.1 Klager voerde aan dat hij wegens foutieve interpretatie van de selectiecriteria door de jury niet werd toegelaten tot algemeen vergelijkend onderzoek EUR/A/123 voor administrateurs (A7/A6) financieel beheer en auditing. Klager merkte meer in het bijzonder op dat de jury de vereisten vermeld onder III.B.2 van de aankondiging van het vergelijkend onderzoek en in punt 2 van de bijzondere voorwaarden voor ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen verwarde. De Commissie bevestigde de beslissing van de jury om klager niet toe te laten omdat hij niet over een diploma beschikte dat verband hield met de in punt II van de aankondiging omschreven taken en omdat hij geen acht jaar anciënniteit in categorie B had.
1.2 De Ombudsman dient derhalve na te gaan of de jury zich gehouden heeft aan de formuleringen in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek en de toelatingscriteria correct heeft toegepast op de kandidatuur van klager. In verband met het vereiste diploma bepaalt punt III.B.2 van de aankondiging dat de kandidaten in het bezit moeten zijn van een universitair diploma op een gebied dat verband houdt met de in punt II omschreven functie. Deze functie betreft financieel beheer en auditing. Het is duidelijk dat klager, die over een vertalersdiploma beschikt, niet voldeed aan deze voorwaarde in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek.
1.3 Van deze voorwaarde kon echter worden afgeweken, zoals in de bijlage "Bijzondere voorwaarden voor ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen" was bepaald. Volgens punt 3 van deze bijlage was het in titel III.B.2 genoemde diploma niet vereist voor ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen die op de uiterste datum voor de indiening van de sollicitaties over een anciënniteit van ten minste acht jaar in categorie B beschikten. Klager kwam met zijn anciënniteit van bijna drie jaar in categorie B derhalve niet in aanmerking voor deze derogatie. Uit het bovenstaande blijkt dan ook dat klager, wat het vereiste diploma betreft, noch aan de toelatingsvoorwaarde in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek, noch aan deze in de bijlage voldeed.
1.4 Niets in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek of de bijlage schraagt de bewering van klager dat een kandidaat met meer dan twee jaar anciënniteit in categorie B en een universitair diploma dat geen verband houdt met financieel beheer of auditing tot het vergelijkend onderzoek moet worden toegelaten. Punt 2 van de bijlage waarnaar klager verwijst om zijn klacht te ondersteunen, voorziet in een derogatie, niet wat het vereiste specifieke diploma betreft, maar wat betreft de vereiste drie jaar beroepservaring op universitair niveau op het gebied van auditing en/of financieel beheer zoals bepaald in punt III.B.3 van de aankondiging van het vergelijkend onderzoek.
1.5 Op basis van deze overwegingen is de Ombudsman van mening dat de beslissing van de jury om klager niet tot vergelijkend onderzoek EUR/A/123 toe te laten gebaseerd was op een correcte toepassing van de toelatingsvoorwaarden in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek. De jury heeft derhalve binnen het kader van haar wettelijke bevoegdheden gehandeld en er is geen sprake van wanbeheer.
2 Conclusie
Op basis van het door de Europese Ombudsman verrichte onderzoek inzake deze klacht, blijkt dat geen sprake is van wanbeheer van de zijde van de Europese Commissie. De Ombudsman heeft derhalve besloten de zaak te af sluiten.
De voorzitter van de Europese Commissie zal eveneens op de hoogte worden gesteld van dit besluit.
Hoogachtend,
Jacob SÖDERMAN